Sneller en goedkoper
Door inzet “interactieve beleidsontwikkeling”.
Bij grootschalige infrastructurele en ruimtelijke ordeningsprojecten is aangetoond dat het correct toepassen van interactieve beleidsontwikkeling grote financiële voordelen biedt. Binnen één jaar werd voor de Rijksstraatweg in Wassenaar (N44) een plan ontwikkeld en verklaarde de rechter de slechts drie bezwaarschriften inzake onzorgvuldigheid niet ontvankelijk. Binnen drie jaar werd vanaf probleeminventarisatie tot ingebruikname een spitsstrook gerealiseerd op de A28. En binnen anderhalf jaar werd een nieuw herinrichtingsplan ontwikkeld én aangenomen voor een uitgebreide herverkaveling in Schouwen-Oost. Het ontwikkelproces voor dit soort grootschalige infrastructuur- en ruimtelijke ordeningsprojecten kent door de complexiteit van de immer aanwezige tegenstrijdige plannen en de grootte van financiële investeringen uitvoerige wettelijke procedures met diverse inspraakmomenten. Zonder interactieve planvorming én handig en professioneel gebruik van de geboden inspraakmogelijkheden door individuele en collectieve belangenvertegenwoordigers duren deze totale plan- en besluitvormingperioden doorgaans twintig jaar. Met interactieve planvorming is nu aangetoond dat deze duur teruggebracht kan worden tot enkele jaren. En doordat met elk jaar uitstel de kosten van uitvoering van dit soort projecten toeneemt, leidt een aanzienlijke verkorting van de plan- en besluitvormingsduur tot een besparing van vele miljoenen.
Begin jaren negentig ergerde de gehele 2de Kamer zich ook al aan deze lange plan- en besluitvormingsperioden. Het nam daarom op 22 december 1993 unaniem de motie Willems1 aan waarin de regering werd verzocht “... te experimenteren met het op diverse wijzen voorleggen van maatschappelijke problemen en beleidsvoornemens aan burgers..”. Als redenen voor dit verzoek werd gegeven “…dat de betrokkenheid van burgers in vroeg stadium van beleidsontwikkeling zal kunnen bijdragen aan een verbetering van de relatie tussen burger en bestuur...” en “...dat raadpleging van burgers in vroeg stadium van beleidsontwikkeling een verhoging van de kwaliteit van overheidsbeleid kan bewerkstelligen...”. Deze motie leidde ertoe dat vanaf 1994 diverse ministeries gestart zijn met het ontwerpen, onderzoeken, testen en/of toepassen van methoden voor “interactieve beleidsontwikkeling”. Methoden als de infraplanmethode, interactieve planvorming, het openplanproces, interactief werken, ketenbenadering, burgerparticipatie, consultatie, dialoog, participatieve democratie e.d. werden geïntroduceerd of van een nieuwe inhoud voorzien.
Ambtenaren en bestuurders ontwikkelden aan de hand van kortstondige ervaringen met één of enkele van de ontwikkelde methoden al snel een persoonlijke voor- of afkeur voor “interactieve beleidsvorming”. Daarnaast woedde in de vakliteratuur tussen bedenkers en criticasters een strijd over welke interactiestijl c.q. -methode het meest geschikt, waardevol, bruikbaar e.d. is en over de vraag of “interactieve beleidsontwikkeling” op zich wel verantwoord of wenselijk is. Opmerkelijk in deze polemiek was dat velen spaken over “interactieve beleidsvorming” in plaats van “interactieve beleidsontwikkeling”. En dat de term “beleidsvorming” door een aantal begrepen werd als een samenstelling van de woorden beleidsontwikkeling en besluitvorming. Samen met het woord “interactief” rees bij hen de idee dat het hier een nieuwe vorm van democratische besluitvorming betreft die afbreuk doet aan het mandaat van de gekozen volksvertegenwoordigers in onze parlementaire democratie. En anderen, die inzagen dat het alleen beleidsontwikkeling betreft, meenden dat op deze wijze te veel verwachtingen worden geschept, dat het voor burgers daarom een wassen neus is, dat zij ook niet voldoende kennis hebben om mee te ontwikkelen, dat het duur is, dat politieke besluitvorming hierdoor beperkt wordt enz.
Door deze begripsverwarring en negatieve (waan)beelden is “interactieve beleidsontwikkeling” na een sterke opleving in de jaren ’95- 2000 als term en gedachtegoed in populariteit gedaald. Dit tot teleurstelling van de ruim honderd aanwezigen ambtenaren, bestuurders en wetenschappers bij de bijeenkomst ‘10 jaar motie Willems’ in de Oude Zaal van de 2de Kamer in december 2003. Zij, als kenners van interactieve beleidsontwikkeling, namen in overgrote meerderheid een motie aan, waarin werd geconstateerd ‘…dat een groot aantal bestuurders en ambtenaren nog steeds niet weet wat ‘interactieve beleidsontwikkeling’ inhoudt..” en waarin de aanwezige 2de Kamerleden werden opgeroepen de regering te verzoeken “.. een groots initiatief op te zetten om bestuurders en ambtenaren op te leiden in het vaardig en respectvol toepassen van interactieve beleidsontwikkeling..”. Een oproep waaraan deze 2de Kamerleden tot op heden nog geen gehoor hebben gegeven.
Gelukkig kennen een (helaas beperkt) aantal bestuurders en ambtenaren daarentegen wel de waarde van ‘interactieve beleidsontwikkeling’. Zij definiëren het als een verzamelnaam voor “ .. het op een of andere wijze laten deelnemen van belanghebbenden (bijvoorbeeld individuele burgers) en/of belangenvertegen-woordigers aan de ontwikkeling van een beleidsplan”. En zij beseffen dat per fase van een planproces verschillende interactiestijlen (c.q. methoden) gelijktijdig inzetbaar zijn richting verschillende belanghebbenden en/of belangenvertegenwoordigers. Deze bestuurders en ambtenaren – hebben ook de afgelopen jaren in vele projecten aangetoond dat met maatwerk, respect en vaardigheid met “interactieve beleidsontwikkeling” de doelstellingen van de motie Willems (relatie tussen burger en bestuur verbetert en de kwaliteit van het overheidsbeleid verhoogt) worden gerealiseerd , de daadkracht van de overheid wordt verhoogd én geld overheidsgelden worden bespaard. Tevens hebben deze bestuurders en ambtenaren geconstateerd dat het juist toepassen van interactieve beleidsontwikkeling ook andere voordelen biedt. Interactieve planprocessen leveren in plaats van één uitonderhandelde compromisoplossing telkenmale verschillende oplossingen op (die het probleem echt aanpakken) en de uiteindelijke keuze tussen deze concrete – soms tegenstrijdige – oplossingen komt hierdoor - daar waar het in principe ook dient te liggen - niet bij de betrokken beleidsmedewerker(s) maar bij de politiek. Daarnaast leren deelnemers aan interactieve planprocessen – zowel op afstand als dichtbij – de belangen van anderen (beter) te zien. De mogelijkheid om begrip te krijgen voor elkaar en de overheid wordt vergroot. En door de toename van dit wederzijds begrip wordt de acceptatie van een plan of beleid – ook wanneer het strijdig is met het eigen belang – eerder bereikt.
Met al deze bewezen voordelen blijft het de vraag waarom “interactieve beleidsontwikkeling” in de afgelopen vijftien jaar in de bestuurlijke en ambtelijke wereld geen echt grote vlucht heeft genomen. Komt het door de ontstane begripsverwarring over wat “Interactieve beleidsontwikkeling” precies inhoudt of is de zittende magistratuur passief, kan de bestaande bureaucratie niet meer leren, zijn beleidsmakers bang dat zij macht of invloed verliezen, vrezen beleidsmedewerkers voor hun baan of menen zij allen dat een grotere transparantie van hun werkzaamheden de gebreken van overheidsorganisaties zichtbaarder maakt? Maar wellicht nog schrijnender is de vraag waarom onze politici, die dagelijks beweren dat zij de kloof tussen de burger en de overheid willen dichten, nauwelijks of geen weet hebben van “interactieve beleidsontwikkeling”.
Drs A.J.M. Schiphorst
Den Haag, februari 2006